In ’t Wilde Westen vond de derde avond van LAB030 plaats – een serie toekomstverkenningen naar de ongedeelde stad Utrecht. Want het gaat goed met Utrecht, maar tegelijkertijd verdiept zich de tweedeling tussen hen die meegroeien met de stad en hen die dat niet lukt. Deze avond stond de situatie op de arbeidsmarkt centraal. Inleidingen waren er van Roderik Pons – Atlas voor Gemeenten – en Mieke Janssen – Art. 1 Midden Nederland. Namens de gemeente reageerde wethouder Kees Diepeveen en mee- en tegendenker Johan Melse voorzag de avond van een filosofische beschouwing. Net als bij voorgaande LAB030 edities was het tweede deel van de avond een werksessie waarin aanwezigen ideeën, acties en initiatieven voor het tegen gaan van die tweedeling formuleerden. Die kunnen de politieke agenda van onder meer GroenLinks Utrecht, de partij die LAB030 opzette, voeden.
Roderik Pons liet zien hoe de economische ‘trickle down’ theorie – waarin de aanwezigheid van hoger-opgeleiden in een stad ook banen voor de lager-opgeleiden in de stad zou bewerkstelligen – voor Utrecht niet opgaat. Alhoewel er wel degelijk meer banen zijn bijgekomen de afgelopen jaren, blijkt dat Utrechtse lager-opgeleiden daar niet van profiteren. Veel van die banen gaan naar werknemers uit de regio, niet persé naar Utrechters zelf. Door veranderende arbeidsmarktomstandigheden [flexibilisering, automatisering] vindt ook veel verdringing plaats: middel-opgeleide werknemers vervullen zo vacatures die lager-opgeleiden hadden kunnen vervullen. In plaats van de 2,25 baan die beschikbaar zou zijn voor de lager opgeleide Utrechter komt door deze effecten een negatieve beschikbaarheid van 0,8 uit de statistieken te voorschijn. Het feit dat stedelijk lager opgeleiden vaak lager opgeleid zijn dan werknemers buiten de steden, en discriminatie door werkgevers maken dit probleem nog hardnekkiger. Volgens de sociaal-geograaf en econoom zijn er drie mogelijke oplossingen: 1. Nog meer banen creëren, 2. Lager opgeleiden ‘aantrekkelijker’ maken en 3. Concurrentie verlagen. Dat zijn politieke keuzes, dus daar mocht de zaal zich over uitspreken.
Mieke Janssen maakte de gevolgen van die keuzes nog pregnanter. Zij betoogde dat werkgevers vaak niet bewust discrimineren, maar uit een veiligheidsgevoel voor werknemers kiezen: liever jong dan oud, liever van Nederlandse origine dan met een migratie achtergrond, liever man dan vrouw, liever hoger opgeleid. Dat resulteert in Utrecht in de volgende cijfers: gemiddelde werkloosheid onder werkzoekenden 6%, onder jonge werkzoekenden 9,4%, onder werkzoekenden met een migratie-achtergrond 9,7% en lager opgeleid11 %. Combinaties van deze kwetsbaarheden zorgen er dus voor dat een jonge werkzoekende jongen met een migratie achtergrond vrijwel kansloos is als het gaat om het vinden van een baan, of stageplek. Het Nederlandse maatschappelijke klimaat draagt daar aan bij, zelfs in die mate dat er bij een aantal jongeren sprake is van opgave: “Ze hoeven me toch niet, waarom zou ik het dan proberen?”
Art. 1 probeert met verschillende initiatieven – waaronder informatie verstrekking aan werkgevers die economische schade lijden als ze niet divers zijn, hen wijzen op de ‘Diversity Charter’, stage adviseurs inzetten – de trend te keren, maar volgens Janssen zijn het “druppels op een gloeiende plaat”.
Wethouder Kees Diepeveen wijst op de complexiteit van het vraagstuk: Utrechtse grond is zo duur dat een bedrijf graag veel waarde toevoegt aan activiteiten. Die toegevoegde waarde ligt in banen die laaggeschoold werk vragen minder hoog. De “gentrificatie zien we dus ook op de arbeidsmarkt terug.” Het feit dat Nederland echt een diploma-land is, en minder een ervaring-land draagt daar nog eens extra aan bij. De gemeente probeert als bemiddelaar tussen bedrijven en mogelijke werknemers – statushouders bijvoorbeeld – de kosten van begeleiding (job coaching) op zich te nemen om zo meer gelijke kansen op de arbeidsmarkt te creëren.
In zijn column wees Johan Melse op twee achterliggende vragen: Moeten we ons wel zo blindstaren op economische bedrijvigheid – werk – als de zingevende factor in ons leven? “Als we ons met zijn allen richten op het creëren van gelijke kansen kunnen de uitkomsten nog steeds erg verschillen. Als we ons op meer gelijke uitkomsten richten, dan zouden we dus kunnen werken verschillende start posities.” Een basisinkomen kan hen die minder interesse hebben in een arbeidscarrière in staat stellen op andere vlakken in de samenleving te participeren. Melse wees op Hannah Arendt’s trits ‘labor, work, act’ en dat die laatste – politiek leven – op vele verschillende manieren mogelijk kan worden gemaakt.
Na een kleine pauze, en een intermezzo waarin Halle Ghilav van JINC vertelde van de trainingen en coaching die deze stichting (‘Samen met bedrijven en scholen strijdt JINC voor een samenleving waar je achtergrond niet je toekomst bepaalt’) aanbiedt, was het aan de aanwezigen in de zaal om mogelijke oplossingen om de groeiende tweedeling tegen te gaan aan te dragen.
Die vielen grofweg in twee benaderingen in te delen; via de arbeidsmarkt of via de nadruk op menselijk kapitaal. Bij het tweede gaat het dan om meer dan betaald werk aanbieden, maar bijvoorbeeld om een omslag in het denken over vakmanschap [“Kunnen we als stad een ‘Vakman van het Jaar’ in het leven roepen?”], om een minder nadrukkelijke focus op cognitieve vermogens bij schooltoetsen. Daar rolden dan een aantal tips voor het eerste uit:
Voor de gemeente in het bijzonder en de overheid in het algemeen:
– maak het lonender om te gaan werken: veel toeslagen worden gekort of gestopt als iemand inkomen uit werk gaat verdienen.
– wees je bewust van je voorbeeldfunctie: voer anoniem solliciteren in, biedt stageplekken bewust aan aan mensen met afstand tot de reguliere arbeidsmarkt, voer publieke anti-discriminatie campagnes, en blijf instellingen als Art 1 en JINC ondersteunen.
– blijf een werkgever die ook lager geschoolden werk biedt, bijvoorbeeld door catering en schoonmaak weer in gemeentelijke keten te halen.
– zijn er mogelijkheden om ‘start-banen’ a la Melkert banen her in te voeren?
– sluit City Deals met werkgevers, waarin bindende afspraken staan over werkgeverschap.
– breidt trajecten als job-coaching uit zodat werkgevers makkelijker werkzoekenden aan nemen die niet direct in hun ‘veilige’ profiel passen.
Voor bedrijven:
– wees je bewust van de economische schade die je loopt als je in deze diverse samenleving niet divers bent
– onderteken het Diversity Charter
– doe mee aan matching mogelijkheden met doelgroepen buiten je directe wervingskanalen
Veel van de aanwezigen dachten ook na over hun persoonlijke inzet, en besloten ter plekke om zich als coach aan JINC te verbinden, of als werkgever werk te maken van een diversiteitsbeleid, of om wat vaker verhalen van anderen – die vaak in je eigen wijk wonen – aan te horen.